Er zijn verschillende manieren om met tijdelijke woonunits om te gaan in de BAG. Ad hoc rommelen in de applicatie is er daar in ieder geval niet één van. Kies voor een duidelijke lijn, documenteer dit en pas dit consequent in de praktijk toe. Dit moet je alleen niet in je eentje willen regelen als BAG beheerder. Ga daarom in conclaaf met medewerkers van Vergunningen en Burgerzaken, of initieer dit via het afdelingshoofd, en formuleer samen het beleid. Zo’n aanpak zorgt namelijk voor meer betrokkenheid bij en medewerking van collega’s.
Dit artikel bevat verouderde informatie, vandaar deze toevoeging op 16 mei 2014. Tegenwoordig wordt ‘duurzaam verbonden’ binnen de BAG een stuk ruimer uitgelegd en wordt geadviseerd om tijdelijke woonunits wel op te nemen in de BAG. Indien gemeenten dit niet willen, gebruik dan dit artikel voor tips rondom het registreren van woonunits. Hoe dan ook: neem duidelijk stelling in, leg deze vast in het logboek en ga hier consequent mee om.
Het gaat in dit artikel om gevallen waarin er een omgevingsvergunning verleend wordt voor de bouw van een nieuwe woning of een ingrijpende verbouwing en de bewoners tijdelijk verblijven op hetzelfde perceel. Dit kan zijn in een tijdelijke woonunit of een caravan. De BAG kent uiteraard wel een nummeraanduiding toe aan de nieuwe woning en niet aan de tijdelijke woonunit of caravan. De GBA schrijft bewoners hoe dan ook in op de daadwerkelijke verblijfsplaats. Hoe stemmen we in dit geval de processen van de BAG en GBA met elkaar af?
Er zijn drie oplossingen denkbaar. De eerste mogelijkheid is het aanmaken van een tijdelijk, niet-authentiek adres in de BAG. Deze is niet gekoppeld aan een pand en verblijfsobject, maar ‘zweeft’ op het perceel naast de nieuw te bouwen woning. Afhankelijk van de BAG- en GBA-programmatuur en de gegevensmakelaar, accepteert de GBA dit soort adressen van de BAG. Op het moment dat de woning gereed wordt gemeld in de BAG, wordt dit niet-authentieke adres afgevoerd en de bewoners verhuisd in de GBA naar het adres van de nieuwe woning. Dit is wat mij betreft veruit de minst wenselijke oplossing. Het BAG-bestand dient zo zuiver mogelijk te blijven en dan helpt het aanmaken van verwarrende, niet-authentieke adressen niet mee.
De tweede mogelijkheid is het aanwijzen van een standplaats in de BAG. Het kleine stukje grond waar de tijdelijke woonunit of caravan op staat, krijgt een officieel huisnummer, die na gereedmelding van de nieuwe woning weer wordt ingetrokken. De GBA schrijft de betreffende bewoners eerst in op de standplaats en verhuist ze daarna naar de nieuwe woning. Voordeel is dat er alleen authentieke adressen gemoeid zijn bij deze opzet. Nadeel is dat er telkens standplaatsen aangewezen en ingetrokken moeten worden en dat dit soort plaatsen eigenlijk bestemd zijn voor duurzaam gebruik. Denk bijvoorbeeld aan recreatieparken waar de standplaatsen gehandhaafd blijven en alleen de woonwagens van tijd tot tijd vervangen worden.
De derde oplossing heeft sterk mijn voorkeur. De BAG verwerkt alleen de omgevingsvergunning voor de nieuwbouwwoning of verbouwing en kent eventueel nieuwe huisnummers toe. Het al dan niet toestaan van de plaatsing en bewoning van tijdelijke woonunits is vervolgens iets tussen Vergunningen en Burgerzaken. Vergunningen geeft, indien nodig, expliciet toestemming vanuit het bestemmingsplan en Burgerzaken maakt een eigen administratief GBA-adres aan (in de vorm van een locatieomschrijving) om de bewoners in te schrijven. Hiervoor kan een standaard format gekozen worden, bijvoorbeeld ‘[object] naast [adres nieuwbouwwoning]’: ‘woonunit naast Dorpstraat 1’. Na gereedmelding van de woning verhuist de GBA de bewoners van ‘woonunit naast Dorpstraat 1’ naar ‘Dorpstraat 1’ en voert het administratieve GBA-adres af. Zorg ervoor dat dit beleid duidelijk toegelicht wordt in de begeleidende brief richting de burger.
Oplossing drie sluit in mijn optiek het beste aan op de huidige werkwijze van de verschillende vakafdelingen. De BAG blijft op deze manier alleen over authentieke adressen beschikken, terwijl sommige andere administraties toch al genoodzaakt zijn om eigen, puur administratieve adressen te voeren die buiten de BAG blijven. Denk bijvoorbeeld aan de GBA wanneer burgers zich op illegale of niet-bestaande objecten willen laten inschrijven. Of de WOZ die by-adressen opneemt om eigenaren van niet-huisnummerwaardige objecten toch aan te kunnen schrijven voor bijvoorbeeld de OZB-aanslag. Dit kan dus ook prima voor objecten die volgens de wet niet in de BAG opgenomen mogen worden, hoe erg deze in de ogen van niet-BAG-experts ook mogen lijken op ‘gebouwen’.
Hugo van Vliet zegt
Foutief advies, geen van de drie oplossingen zijn BAG technisch verantwoordt.
Allereerst kent geen tijdelijke gebouwen, ten tweede is het geen standplaats want het is geen caravan of chalet en ten derde mag de GBA geen eigen huisnummers meer opvoeren.
Enige juiste oplossing is het adres gewoon opvoeren, want tijdelijk is voor de BAG geen fase, omdat een “tijdelijke” situatie altijd verlengd kan worden.
Wordt er naderhand iets “definitiefs” gebouwd, wordt het eerder uitgegeven huisnummer na gereed melding weer ingetrokken.
Ontstaat hierdoor ongewenste vervuiling in de registratie NEE, want historie is geen vervuiling.
De ingeschreven mensen worden bij de GBA in deze situaties “administratief” verhuisd.
Damir zegt
Het artikel is geschreven met de kennis en inzichten van enkele jaren geleden. De inhoud blijft overigens zo goed als overeind, en kan me ook zeker niet vinden in bovenstaande reactie, maar de toevoeging van 16 mei 2014 bevat wel weer verouderde informatie. De nadere richtlijnen voor toepassing van het begrip ‘pand’ van juni 2016 in het Objectenhandboek geven namelijk duidelijk aan dat verplaatsbare objecten zoals woonunits niet afgebakend mogen worden als pand. Ook zou ik, met de kennis van nu, optie twee adviseren en niet optie drie. Binnenkort zal ik het artikel hierop aanpassen.
Alle oplossingen zijn nog steeds stelselverantwoord, alleen is de ene zoals gezegd meer preferabel dan de andere. Tijdelijkheid bestaat wel, want de BAG geeft aan dat opname van een bouwwerk dat aan alle pandcriteria voldoet niet zonder meer in de rede ligt als dat bouwwerk slechts gedurende beperkte tijd zal blijven bestaan. Het idee hierachter is dat de bronhouder bij tijdelijke panden zelf mag weten of het object wordt opgenomen. Het probleem bij woonunits is niet het criterium ‘duurzaamheid’ (waar ’tijdelijkheid’ onder valt), maar ‘direct met de aarde verbonden’. Een woonunit is in zijn geheel verplaatsbaar en daardoor nooit een pand. En omdat een verblijfsobject niet kan bestaan buiten een pand is “gewoon een adres opvoeren” er dus niet bij.
Een standplaats aanwijzen is juist bedoeld voor dit soort gevallen. De BRP dient burgers in te schrijven die wonen in een woonunit en om dit te faciliteren kan de gemeente een standplaatsbesluit (in de zin van de Wet bag!) nemen. De veronderstelling dat dit alleen mag voor stacaravans en chalets is onjuist. Minder voor de hand liggend zijn administratieve bij-adressen, zoals ook aangegeven in het artikel. Dit is echter nog steeds toegestaan in de WOZ en BRP; verplicht gebruik geldt namelijk alleen voor authentieke gegevens. Zeker de WOZ maakt nog veelvuldig gebruik van niet-authentieke adressen, bijvoorbeeld om winkels te splitsen van bovenwoningen (die in de BAG samen één verblijfsobject vormen met dubbel gebruiksdoel en dus één adres) t.b.v. de waardebepaling en belastingoplegging.
Hoe dan ook, conclusie is dat, op het moment dat bouwwerken niet als pand en vbo mogen worden afgebakend, en er wel een belang geldt voor de registratie (bijv. voor de BRP omdat er mensen verblijven), er standplaatsen aangewezen mogen worden. Woonunits zijn hier een mooi voorbeeld van.