De introductie van de diverse basisregistraties is een positieve ontwikkeling. Het ‘eilandjesdenken’ van gemeentelijke afdelingen wordt er o.a. mee doorbroken. Hoe noodzakelijk dit is, blijkt ironisch genoeg uit tegenstrijdigheden vanuit het ministerie van I&M zelf.
Het moge duidelijk dat de binnengemeentelijke samenwerking niet optimaal is wanneer de GBA de schrijfwijze ‘Burgemeester de Grootstraat’ aanhoudt, de WOZ ‘Burg. de Grootstraat’ hanteert en Sociale Zaken nog nooit van die straatnaam gehoord heeft. Groot gelijk dat de Basisregistratie Adressen (BRA) als onderdeel van de BAG in het leven is geroepen. De BRA bepaalt hoe de straat heet en de overige administraties nemen verplicht deze naam af, bijvoorbeeld via een gegevensmagazijn. Weinig ambtenaren zullen hier de voordelen niet van inzien.
Toch was er, en bestaat er nog steeds, heel wat weerstand tegen de BAG. Daarover heb ik de frustratie al eerder van me afgeschreven in dit stukje. Maar deels is de kritiek terecht, met name die vanuit de praktijk. Zo valt het moeilijk te verkopen dat de gebruiksoppervlakte niet is aangepast aan de bruto vloeroppervlakte van de WOZ. Gemeenten hebben veel tijd en geld besteed aan het inwinnen van de nieuwe BAG gebruiksoppervlaktes, terwijl het niemand duidelijk is welk belang de BAG heeft bij bijvoorbeeld het wel of niet meetellen van tussenmuren.
Daarnaast heeft bijvoorbeeld de komst van de Wabo het bijhouden van mutaties in de BAG veel moeilijker gemaakt. Het vergunningsvrij mogen uitbreiden van de eigen woning betekent minder administratieve rompslomp voor zowel de burger als de medewerker Vergunningen. Maar de BAG beheerder weet zonder omgevingsvergunning niet dat er een BAG-object gemuteerd is. En ook al zullen dit soort verbouwingen naar voren komen op de nieuwe luchtfoto’s, het wordt voor niet-zelfmetende gemeenten lastig om de nieuwe gebruiksoppervlakte vast te stellen.
De Wabo, BAG en WOZ zijn allen in het leven geroepen door hetzelfde ministerie. Toch sluiten ze lang niet altijd goed op elkaar aan, hetgeen gemeenten met extra werk en dus kosten opzadelt. Het heeft er alle schijn van dat de interne samenwerking bij I&M ook niet altijd even soepel verloopt. Daardoor wordt het gemeentelijke eilandjesdenken dus ironisch genoeg aangepakt vanuit Haags eilandjesdenken. Het is te hopen voor de toekomst van het stelsel van basisregistraties dat men in Den Haag over voldoende zelfkennis beschikt.
Geef een reactie